>> txt een groeiend eenheidsfront

EEN GROEIEND

EENHEIDSFRONT

RADIOREDE

DOOR

JO DE HAAS

Uitgegeven door JO DE HAAS, Achlllesstr. 56 1 , Amsterdam Z.

GEACHTE TOEHOORDERS!

De mens is een proces. Daarmede bedoelen we

te zeggen dat de mens niet is een standvastigheid,

zoals b.v. een huis, maar een wezen dat aan voort¬

durende innerlijke en uiterlijke veranderingen onder¬

hevig is. Het betekent dat we in iedere fase van

ons leven de mensen en de dingen om ons heen weer

anders zien.

Gelukkig de mens die het leven door zich heen

laat gaan zonder zich op ‘één der ontelbare ver¬

schijningsvormen van dat leven vast-te-leggen. Want

dit zich vast leggen — dat we met het vreemde

woord fixeren aanduiden — leidt tot verstarring,

tot wat men veelal in de politiek dogmatisme noemt.

Een tot deze bekrompenheid vervallen mens, heeft

zich afgesloten voor nieuwe indrukken en denk¬

beelden en moet als gevolg daarvan komen tot een

steeds groter wordende geestelijke armoede.

Want alles buiten ons is óók proces. Snelvlietende

stroom van eeuwig wisselende denkbeelden en ge¬

beurtenissen

Rijkdom naar den geest is slechts daar, waar een

blijvende wil tot luisteren naar anderen aanwezig is.

Dit is het allereerste kenmerk ener waarlijk vrije

geest! Het is dus ook het allervoornaamste waardoor

zich de vrijdenker onmiddellijk moet typeren. Geen

dogma’s en geen heilige huisjes! Ons aller heiligst

huis zij slechts: de geest zélf, waarin steeds weer

opnieuw plaats worde ingeruimd voor nieuwe gasten

van-den-anderen-oever.

Niet in dezen zin, dat het huis zó vol van anderen

zal geraken dat er voor ons zelf geen plaats meer

blijft, maar in deze vruchtbare betekenis dat ieder

van de gasten weer zo snel mogelijk vertrekt na,

voor den gastheer, een geestelijk geschenk te hebben

achtergelaten.

Dit, naar ik meen gezonde, uitgangspunt geef ik

3

ter rechtvaardiging voor wat ik hedenavond zeggen

ga.

Juist wij vrijdenkers willen er steeds aan denken,

dat wij niet beneden onzen stand mogen leven. Het¬

geen betekent dat wij al direct zelve vrij willen zijn

van dat afschuwelijk, geestdodend dogmatisme, dat

wij zo terecht in anderen verfoeien!

Zó te leven is ook zo geestelijk heilzaam in dezen

donkeren tijd. Alles ligt stukgeslagen, politiek, econo¬

misch, zedelijk en geestelijk. En velen schijnt het —

door veel te oppervlakkig denken — dat uit al deze

scherven nooit iets goeds en groots meer worden

zal. Het is een tijd waarin wij als mensen zodanig

zijn uiteengeslagen, her en derwaarts geslingerd door

haat en vijandschap, dat het somwijlen toeschijnt dat

al deze kleine, op zichzelf levende mensjes nooit

meer tot elkander zullen komen. Nooit meer zullen

saamgroeien tot één grote — in gezonde zin op¬

gevatte — collectiviteit, met een daarin levende,

machtige gemeenschapsgedachte, waaruit toch weer

het leven bloeien zal.

Dit alles schijnt. Maar meer dan schijn is het ook

niet. Het is de schijn der kleingelovigen onder ons,

die het in dezen tijd wel heel hard hebben. Door

gebrek aan groot geloof!

Want wie onder ons zich niet verliest in bijkomstig¬

heden, zich niet laat afleiden door wat met de kern

van het geheel niets te maken heeft, wie het ver¬

mogen bezit om diepér te schouwen, die is hoopvol

gestemd! Die gelooft. Omdat hij de diepe zin heeft

verstaan van de simpele woorden van Dr. Nico v.

Suchtelen in diens ontroerend schone boek „De stille

lach”. Zes simpele woorden: ,4e Geest zoekt, maar

zal vinden

Inderdaad. Onze tijd staat in het teken van het

zoeken. Op alle terrein. En wie aan dit speuren

deel durft te nemen, die blijft het niet lang verborgen

dat er toch dwars door alle duisternisse heen een

lichtende streep loopt — die we slechts hebben te

volgen. Aan den zoeker openbaart zich de draad, die

uit den doolhof leidt, mits we hem slechts vast

houden.

Ja, wie durf en geestelijk vermogen bezit, die ont¬

dekt spoedig genoeg dat er diep onder de hoog

4

opslaande golven een machtige onderstroom loopt.

Welke rustig, machtig, met een feilloze zekerheid het

leven stuwt. Dat is de geest die zoekt en werkt en

waaruit in de toekomst het leven eens weer bloeien

zal in nooit gekende schoonheid. I

Waarom de meeste mensen nuchter zijn van deze

onderstroom is eenvoudig genoeg. Wie als maar aan

de bovenkant vissen wil die werpt een eenvoudig

netje uit en vangt spoedig wat. Baarsjes en stekeltjes,

nou ja, zo katvis in ’t algemeen. Want zeldzame eu

zelfs nieuwe exemplaren zal hij er niet ontmoeten.

Heel zijn hengelarij is in ’t wezen van de zaak

nooit meer dan een eeuwige herhaling van ’t eeuwig

zelfde.

Hoe verandert dit alles onmiddellijk voor wie zich

aan een diepzee-onderzoek waagt! Zo als onlangs

twee geleerden hebben gedaan, die zich lieten zakken

in een kogel meer dan 900 M. onder water. Nooit

gekende gebieden openen zich dan. Een geheel

nieuwe fauna — een nooit geziene dierenwereld

wordt het loon voor de moeitevolle arbeid die is

voorafgegaan.

Want in dit laatste ligt het verschil tussen de

hengelaar aan den kant en de onderzoeker in de

diepte. Het dobbertje is spoedig uitgeworpen, maar

hoeveel arbeid, kennis en vernuft zijn er nodig ge¬

weest om diep onder de oppervlakte te kunnen ver¬

dwijnen?

Maar hoe verschillend was dan ook de conclusie!

Terwijl de hengelaar aan den kant een katvis-visie

heeft, breidt zich het gezichtsveld van den onderzoe¬

ker in de diepte ontzagwekkend uit.

Het is als met onze aarde. Onbekwaamheid met

het werkelijk gebeuren, kan de mens er toe brengen

om te onderstellen dat zeer grote natuurverschijnselen

aan de oppervlakte aan onze aardkorst zijn vorm

hebben gegeven. Toch weten wij dat diep innerlijke

krachten dit hebben bewerkt. Waaraan wij nu en dan

bij een aardbeving nog eens worden herinnerd.

Precies zo is het in de maatschappij.

Wie aan de oppervlakte blijft krijgt de idee dat

de hoog opslaande golven — symbool van de ont¬

worstelde mens – – eigenlijk het wezenlijke zijn. En

todi is dat niet waar! Maar bij wie dit niet begrijpt

5

is de kans héél groot dat hij juist door die golven

wordt opgenomen en hier en overal wordt heenge-

slingerd. Maar omdat zoveel mensen het uitwendig

gedoe juist voor het wezenlijke houden, aanvaarden

ze het als onvermijdelijk-noodzakelijk. Waaraan ze

gewis mee moeten doen! Ook slingeren op de hogd

zee, van veelal niets dan loeiende hartstocht, om

dan te zien waar men zo ongeveer belanden zal.

Men vergisse zich toch niet! Het leven functioneert

van binnen uit En heel veel uitwendig geraas is

maar al te dikwijls het bewijs dat er zich inwendig

nog niet genoegzaam heeft geconsolideerd, om het

daarna van eigen kracht bewust, rustig naar buiten

te verwerkelijken.

Heel dat druk gedoe is uiting ener innerlijke on¬

evenwichtigheid en leidt er slechts toe, dat heel

veel mensen die om allerlei redenen eigenlijk bij el¬

kander behoren als woedende benden tegenover el¬

kander staan. Deze, in onzen tijd, zo vreselijke ver¬

splintering tussen de mensen manifesteert zich in het

uit duizenden monden opklinkende woord: „wij zijn

het niet met hem eens!” Wat ook niet kan. Omdat

daartoe die duizenden het eerst eens zouden moeten

worden mei zichzelf!

Want daar komt het eigenlijk op aan! Pas als er

rust is, klaarte en bezonkenheid in eigen geest, zal

men in staat zijn het ook met anderen ééns te worden.

Want langs dien weg van innerlijken rust zal men

de schijn niet langer voor het wezen houden. En al

direct de onderstroom herkennen als grootste revo-

lutionnaire kracht die op dit ogenblik de maatschappij

doortrekt. En in die onderstroom, die langzaam maar

zeker arbeidt aan de vernieuwing van de maatschappij,

zal men dan tot zijn verrassing werkende vinden men¬

sen, mannen en vrouwen, van wie men dikwijls had

gedacht dat ze door werelden van ons waren ge¬

scheiden.

Dan groeit dus al direct een stuk beschaving.

Omdat het gezamenlijk werken aan die onderstroom

— op hoe verschillende wijze soms dan ook — ons

toch direct als mensen rustig naast elkander plaatst.

Waar we „hoög op de golven” meestal als kijvende

honden tegenover elkander hadden stelling genomen.

En juist door dit nu rustig naast elkander staan

openen zich niet-verwachte perspectieven. Want niet

alleen dat wij werkende aan de verlichting en bevrij-

ding van den geest mensen naast ons ontwaren die

we door werelden van ons gescheiden hadden ge¬

dacht, maar nog veel verrassender ontdekken we

soms plotseling dat ze doende zijn aan precies de¬

zelfde taak als wij! Ook al verrichten ze deze van

geheel andere standpunten uit en al gebruiken ze

veelal een gans andere terminologie.

Het behoeft zeker geen betoog dat dit alles op

wie een duik neemt in de onderstroom, niet zonder

invloed kan blijven. Hij wordt er geestelijk door om¬

gezet. Zijn blik wordt verruimd en zijn hele levens¬

visie ondergaat als gevolg daarvan een algehele ver¬

andering. De mens is. proces!

En blikken we in de wereld rond na deze geeste¬

lijke verfrissing dan zien we wel is waar de chaos

nog. Zoals we nc?g ontwaren de uiteengeslagen men¬

senmenigte. En de haat, de nijd, de vijandschap. Nog

zien we de scherven — alles, wat we zo menigmaal

reeds zagen. Maar- we zien het niet meer op de¬

zelfde manier! We zien hetzelfde nu anders!

Want we zijn gelouterd door de ervaring en den

tijd. En we hebben ons „de stille lach” waarover

Dr. v. Suchtelen schreef, veroverd. De lach der te¬

vredenheid omdat wij nu weten dat de geest zoekt

en zekerlijk vinden zal. Want de onderstroom —•

als manifestatie van dien geest — werkt. En zal

alle dingen ten goede keren. Wie daarin niet gelooft

kan alle geloof opgeven. Want al het andere is min¬

der dan dat.

Alles buiten ons is óók proces. Wie ziet niet hoe

personen, maatschappelijke stromingen, kerken, par¬

tijen en verenigingen zich in den loop van hun be¬

staan hebben „omgezet”. Soms naar links, meestal

naar rechts. Terwijl weer anderen verdorden onder

een onvruchtbare mentaliteit. Dit vindt zijn oorzaak

in het feit dat niets en niemand kan ontkomen aan*

den geest des tijds. Allen en alles ondergaan hem.

En wie niet meegaat, zich niet herziet en niet vei*-,

nieuwt, gaat onder hem — den tijdgeest — dóór en

is verloren

Men stelle zich nu een moment voor ogen welk

7

een geweldige verandering ons wereldbeeld sedert

het begin der vorige eeuw heeft ondergaan. Het is

één ontzaglijke revolutie geweest op velerlei — hoofd¬

zakelijk materieel — gebied. De groei van de tech¬

niek en de voortdurende verbeteringen, zijn van niet

uit-te-zeggei’. betekenis geweest. Mensen en verhou¬

dingen werden volkomen ontworteld en in een nieuwe

sfeer geplaatst.

En deze reusachtige omzetting van al het be¬

staande gaal nog dagelijks voort. Want hoe ontzaglijk

het gebeuren van de 19e eeuw ook mag zijn geweest,

het blijkt, nu wij terugblikken, alles nog maar kinder¬

spel bij wat de 20e eeuw ons te aanschouwen geeft.

Deze eeuw is die van de electriciteit, de radio- en

vliegtechniek en relativiteit.

Zó duizelingwekkend is het gebeuren van dezen

tijd, dat nog maar zeer weinig mensen in staat zijn

de ontwikkeling in haar volledige omvang bij te

houden. Vandaar een steeds verder doorgevoerde

specialisatie. De doorsnee-mens is in ieder geval

niet in staat om heel dit gigantisch gebeuren in zich

op te nemen. Maar eigenlijk zijn wij allen reeds

zodanig op dit alles ingesteld dat — zonder er iets

van te begrijpen — zelfs de meest kolossale vindin¬

gen als een vanzelfsprekendheid worden aanvaard.

Men zou zich geloof ik alleen nog maar over het

uitblijven verwonderen!

De eerste locomotief werd in 1814 gebouwd en

als ik me niet al te zeer vergis, liep een dergelïjk.

vehikel in 1825 voor de eerste maal. Het was een

kolossaal gebeuren!

En als ons straks een perfecte televisie geword,

dan zal deze ontzaglijke vinding als iets heel dood¬

gewoons worden aanvaard. De ontvangst zal minder

opschudding verwekken dan het ijzeren stoompaard

100 jaar terug! We staan voor niets. In een mij

onlange toegezonden geschrift las ik hoe in New

Jersey binnenkort een kunstzijdefabriek zal worden

geopend waar niet één man werken zal. De gehele

affaire wordt vanuit New Jork bediend door middel

van foto-electrische cellen. En onderwijl zitten poli¬

tiekers en economen te puzzlen hoe het vraagstuk

van de werkloosheid moet worden opgelost. Alsof

het niet duidelijk moest zijn dat juist ddt in ’t geheel

geen vraagstuk meer is!!

Want voor wie maar een heel klein beetje begrip

heeft is het klaar in den geest, dat de ontwikkeling

van de naaste toekomst met een absolute zekerheid

heenwijst naar een afdoen van steeds grotere hoe¬

veelheid arbeid door steeds minder mensen. En zelfs

zonder.

Zodat het grote probleem waarvoor wij staan en

dat om oplossing schreeuwt, niet dat van de werk¬

loosheid is. Hèt grote vraagstuk is: hoe organiseren

wij het leven, hoe verzekeren wij ieders welvaart en

geluk. En hoe kunnen wij dit alles bereiken, met zo

weinig mogelijk arbeid door zo weinig mogelijk men¬

sen te laten verrichten.

Dit probleem alleen is logisch, omdat de inhoud

er van parallel loopt met de richting waarin zich on¬

miskenbaar onze moderne wetenschap, geheel onze

techniek — in dienst der economie — beweegt!

Of om het nog eens scherper te omlijnen. De grote

vraag van onzen tijd is deze: hoe verwekken wij een

nog veel grotere werkloosheid en een zo groot mot¬

gelijke welvaart tegelijkertijd. Voorlopig schijnt de

menigte, ja eigenlijk nog niemand, toe te zijn aan

deze vraag. En daarom ben ik alreeds verheugd dat

de technische wetenschap zélf in die richting drijft.

Wanneer men poogt zich dit ontzaglijke proces van

de 20e eeuw als een film voor ogen te stellen, dan

behoeft er niet veel verbeeldingskracht toe om te

begrijpen dat de arbeidersbeweging, welke in dezen

zelfden tijd in opkomst is, volledig onder den invloed

hiervan komt te staan. Wanneer wij vanuit onzen

tijd de theoretische grondslagen van de arbeiders¬

beweging overzien, dan is het ons onmiddellijk dui¬

delijk dat zeer veel daarvan op dit ogenblik hopeloos

verouderd is.

Hiervan getuigen o.a. de werken van onze tegenwoor¬

dige schrijfsters en schrijvers, waarin wordt gepoogd de

oorzaken dier tekorten vanuit het verleden te verkla¬

ren en ze te herzien. Wie denkt hier niet direct aan

H de Man met zijn drie lijvige boekwerken. Voor

dit land wijs ik U op Mevr. H. Roland-Holst die in

een boekje, dat iedere arbeider lezen moest, getiteld:

9

„De geestelijke ommekeer en de nieuwe taak van het

Socialisme ” de verhouding schetst waarin het socia¬

lisme van dezen tijd behoort te staan ten opzichte

van de uitkomsten onzer moderne wetenschap. Ter¬

wijl we zelf . van iemand die veel meer rechts staat,

Dr. v d. Waerden, een boekje zagen verschijnen in

1927 over „Di grenzen van het Historisch-Materia-

lisme”.

Wij kunnen zonder overdrijving zeggen dat wie

onder de arbeiders thans nog niet doordrongen is

van de nieuwe strekkingen van het socialisme, dat

zich moet herzien door de uitkomsten van de weten¬

schappen op elk gebied en op dat van de zielkunde

in ’t bijzonder, als theoretisch verouderd moet w f or-

den beschouwd.

Wanneer wij echter de wording van dat socialisme

historisch bezien, valt alles heel gemakkelijk te ver¬

klaren. Ook dat 19e eewse socialisme is tenslotte

een kind van zijn tijd. Draagt als zodanig alle sporen

en kenmerken van het grote gebeuren te midden

waarvan het groeit en dat — zoals ik schetste —

van overwegend stoffelijken aard was.

En waar zovele eeuwen lang de mensheid onder

een ontzaglijke druk van de theologie had gelegen,

was deze totaal-beweging van de 19e eeuw’ een be-

vrijding van een loden last.

Die arbeidersbeweging gooit echter het kind met

het badw’ater weg, wanneer zij de ziel en de ziels¬

processen tracht te verklaren vanuit stoffelijke pro¬

cessen.

En omdat nu eenmaal alles wisselwerking is, ble¬

ven de gevolgen niet uit! Naarmate er links met

het geestelijke als iets zelfstandigs — dat het toch

werkelijk is — werd afgerekend, voelde rechts zich

gedrongen het te verdedigen. Een zielkundig be¬

grijpelijk verschijnsel.

Het gevolg is geweest een verbitterde strijd

tussen de kerk en wat men gew’oonlijk pleegt te

noemen het „materialisme”. Maar de felheid, waar¬

mede door beide partijen is gestreden, kan hoogstens

gelden als bewdjs hoe beide partijen oprecht waren

doordrongen van de noodzaak van dien strijd. Maar

voor de juistheid van één van beider inzichten zegt

heel deze felheid niets! Wij weten in onze dagen

10

maar al te goed dat ze beiden…. ongelijk hadden!

Beide partijen waren éénzijdig ingesteld en daardoor

foutief. En hun beider instelling naar het precies

uiterste, zo lijnrecht tegenover elkander als Noord

staat tegenover Zuid, verklaart de heftigheid van

den strijd.

Hoe rustig kunnen wij dit alles overzien. Nu dit

hele proces voor ons historie is geworden zodat

we los van persoonlijke bijsmaken, objectief de feiten

zonder meer kunnen overzien.

Maar dan daagt de 20e eeuw. Met haar weer

nieuwe problemen en inzichten. Waarvan wij weder¬

om den invloed ondergaan.

In technischen zin is het gebeuren van de 20e

eeuw zonder meer een voortzetting van de vorige.

De overwinningen op de natuur zetten zich door.

Steeds gecompliceerder, steeds vernuftiger worden

onze werktuigen en machines en steeds meer wor¬

den de overwinningen van de wetenschap toegepast

in de economie. En we zijn — zoals ik heb gezegd —

reeds aan de foto-electrische cel die voor ons werkt.

Ongekende perspectieven liggen dientengevolge nog

voor de mensheid open!

Maar in weer ander opzicht is deze eeuw toch

meer dan „voortzetting”. Er is veel nieuws, wat

deze eeuw niet alleen méér maar ook anders doet

zijn.

In dat heerlijk schone boek dat ik U reeds eenmaal

noemde „De stille lach” zegt Nico v. Suchtelen:

„Ja — in de twintigste eeuw werd de Mensch ge¬

boren — zal men eens zeggen”. Hieraan denk ik bij

het aanschouwen van de grote figuur waarmede deze

eeuw haar intrede doet: Sigmund Freud. Immers

de mens wordt ontdekt, waar de ziel wordt ont¬

dekt. En het in deze eeuw ongetwijfeld belang¬

rijkste feit, is de ontdekking van de ziel — weer

opnieuw. Hoe juist blijkt dat woord van v. Such-

telen te zijn geweest: „Geduld maar! De Geest zal

zich openbaren. Hij is aan ’t werk, machtiger dan

ooit”.

Want dc ziel en zijn rechten welke zijn miskend

in de 19e eeuw, de ziel van den mens welke bijna

weggedrukt was en vermalen tussen al maar stof-

lt

felijke feiten en processen, de ziel die plaats had

moeten maken voor moleculen en atomen, voor me¬

chanica en causaliteit, die ziel herrijst!

En één van de figuren die hiertoe de krachtigste

stoot heeft gegeven is ongetwijfeld S. Freud. En

geen critiek vermag hieraan ook maar iets te ver¬

anderen. Een schrijver heeft van hem gezegd: „Geen

enkele gedachte van Freud is zuiver goud, de waar¬

heid is nog door slakken verontreinigd. Wanneer eens

alles omgesmolten wordt, waaraan Freud zelf zo

dogmatisch gelooft, dan blijft niet één gedachte van

thans bestaan en toch heeft juist Freud het geheel

in ’t leven geroepen. Zijn naam blijft.”

Groots is in dit opzicht de tijd waarin wij leven.

Want hoe ontzaglijk ook de 19e en de 20e eeuw te

samen zijn geweest op technisch-materieel gebied,

grootser nog is de kennis die we nu verkrijgen van

het wezen zélf, de mens, die al dat andere in ’t aan¬

zijn riep!

Dank zij het reeds vergevorderd resultaat waartoe

de zielkunde is gekomen, ontdekken wij den mens.

Zijn innerlijk. Zijn eigenlijke wezen. Meer en meer

dringen wij door tot wat den mens beweegt, duidelijker

gaan wij begrijpen wat zijn diepere gedachten en

gevoelens zijn, hoe deze ontstaan, en op welke wijze

en in welke vormen deze naar buiten worden ge¬

projecteerd. Veel beter dan voorheen gaan wij be¬

grijpen in welke verhouding de mensen tot elkander

staan. En talloos andere feiten en verschijnselen van

uit de diepte worden ons bewust. Een hele nieuwe

wereld legt zich voor ons open.

En nu reeds dringen de resultaten van dit alles,

andere gebieden van het leven binnen. Ik denk, om

maar één terrein te noemen, aan opvoedkunde welke

zonder zielkunde niet meer denkbaar is.

Van dat alles ondergaan wij in onze dagen den

zeer sterken invloed. Niets en niemand kan zich

meer onttrekken. En dientengevolge is er her-oriën-

tatie, in al die bewegingen welke, hoe dan ook, zich

een sociaal-culturele taak hebben gesteld. Dat hier¬

bij veel het onderstboven gaat laat zich denken. En

voor u’ie last hebben van dogma’s en heilige huisjes

is het een uiterst onplezierige tijd. Maar wie zich

werkelijk een cultuur-taak hebben gesteld, verheugen

12

zich, zetten zich wijd open en aanvaarden dankbaar

het nieuwe om het dienstbaar te maken aan het

gestelde ideaal.

Ook wij vrijdenkers hebben heel wat veren moeten

laten. Het materialisme heeft afgedaan. Het keurig

opgebouwde moleculenspel is uit. En het socialisme,

dat daarin was verworteld, is doende zich te herzien

Maar niet wij alléén worden genoodzaakt tot her¬

stel. Ook de kerk, met haar eeuwenlang vastgehou¬

den waarheden, ondergaat de kentering van den tijd.

Onder het zeer vele dat daarop wijst, vestig ik Uw

aandacht op een lezenswaardig boek dat in het voor¬

jaar is verschenen. Van de hand van Dr. Fetter —

predikant — getiteld: „Mensbeschouwing en Ziels¬

zorg”.

De schrijver is een eerlijk en een moedig mens.

Want al direct laat hij recht wedervare^ aan veel en

velerlei, dat niet tot eigen sfeer behoort.

Terwijl hij waar het eigen zaak betreft de dingen

durft te zeggen zo ze zijn. Wanneer Dr. Fetter spreekt

over de deining van onzen tijd, zegt hij dat door de

kerk eros en de wetenschap zijn verdrongen. En dat

wij daarom thans moeten lijden. En op de vraag w-aar

ligt de redding? is het antwoord kort en goed: „Zij

kan niet liggen bij het kerkelijke Christendom, omdat

de reddende impuls ook moet aansluiten bij de ener¬

gieën, die dit Christendom verdrongen heeft”. Waar¬

door hij er toe komt te zeggen dat hij „weet, twijfel¬

loos zeker, dat de tijden van het kinderlijke Chris¬

tendom voorbij zijn”.

Maar niet voorbij zijn de tijden van de ziel!

Integendeel! Die moeten nog pas komen. Maar

daartoe is nodig kennis van de ziel. Om er dan voor

te zorgen. En dientengevolge, zegt Dr. Fetter, moeten

moderne zielszorg — toch de roeping van den predi¬

kant — en moderne psychologie en psycho-analyse

samengaan. En psychologie, heet het in dit boek, kan

de predikant dan ook niet ontberen.

Nu ik eenmaal zover ben, breng ik mijzelf in de

verleiding, om uit dit boek vol schone gedachten, nog

tal van kemachtige zaken voor U op te diepen.

Maar ik doe het niet. Ik heb — we waren toch

eigenlijk nog altijd aan diepzee-onderzoek — nu

weer een prachtige vis voor U gevangen. Maar deze

13

nu nog voor U te bakken ook, pas ik toch voor. Gij inoogt

ter Uwer geestelijke verrijking toch ook wel zélf iets doen.

Wel moet ik U nu wijzen op wat dit alles tot ge¬

volgen heeft. Heel verrassende, zo ge zult zien.

De theologen en de materialisten hebben in de 19e

eeuw — om het zo eens prozaïsch uit te drukken —

gevochten als kat en hond. En zie hoe wonderlijk

nu alles loopt. Hun beider nazaten — voor zover ze

zich hebben herzien, voor zover ze deel hebben aan

de vernieuwing van onzen tijd en voor zover ze dus

bereid zijn zich te laten reinigen óók en vooral door

psychologie en psycho-analyse — naderen elkaar al

meer! Zij het, heel merkwaardig, vanuit geheel ver¬

schillende richtingen.

Maar geenszins hoop ik dat gij nu tot de idee zult

komen alsof de beste onder de theologen nu straks

aan atheïstische acrobatiek zullen gaan doen, en de

beste onder de atheïsten gaan theologiseren!

Maar wel zoudt gij door dogmatisme moeten zijn

aangetast als gij ontkende dat twee groepen van men¬

sen van heel verschillende standpunten uit, toch ten

slotte elkaar ontmoeten op één en hetzelfde terrein

van wetenschap — de psycho-a::alyse — om één en

dezelfde ziel te naderen en te leren kennen.

Want dat is toch in ieder geval waar!

Zoals het woord van Dr. Fetter dit ook zegt en dat

ik U citeer: „Wij moeten ons een mensbeschouwing

venverven, dwars door de dogma’s en stellingen der

tegenwoordige wereldbeschouwingen heen, en dan

zal vaak blijken, dat aanhangers van ongeveer gelijke

mensbeschouwing practisch bijeen horen, ook zij, die

officieel of niet officieel door wereldbeschouwingen¬

worden gescheiden”.

Het kon ook niet anders dan zó!

In de 19e eeuw zat de kerk te „hoog”. En de mar

terialisten zaten te „laag”. Thans bewegen ze zich

van één en dezelfde reinigende zielkunde uit, naar

nieuwe standpunten. En aangezien ze ten opzichte

van elkander juist een „uiterste” plaats hadden inge¬

nomen, kan elke verwijdering vandaar geen andere

richting nemen dan…. naar elkander toe!

De kerk bew’éegt zich in ’t heden vanuit de hoogte

naar de menselijke ziel. En de vrijdenkers volbrengen

ditzelfde proces vanuit de laagte.

14

En hier hebt U dan het groeiend Eenheidsfront!

Hier vindt U dan de werkers in de onderstroom

waarvan ik sprak in den aanvang van dit betoog. Dra¬

gers en stuwers van de cultuur, ieder op zijn eigen

manier, diep onder de hoogopslaande golven waarin

de hartstocht loeit.

Werd alle wijsheid niet steeds in de stilte en vanuit

de diepte geboren? Om dwars door alle herrie heen

toch de wereld te stuwen!

Dit éénheidsfront is niet „gelegd”. Er is niet toe

opgeroepen. Het is „geworden”, zuiver, natuurlijk,

zonder dat iemand er over sprak. Het is gekomen,

eenvoudig omdat het niet weg kon blijven. Het kwam

vanuit de geestelijke rijkdom die mensen altijd tot

elkander brengt. Zo zeker als geestelijke armoede tot

dogmatisme en dus tot verscheuring leidt.

En als zodanig is dat éénheidsfront mij een vreugd!

Heb ik U niet gezegd hoe alles aan scherven ligt?

Hoe heel de mensenmenigte zodanig is versplinterd,

dat saamgroeiing uitgesloten schijnt?

Als U zich dat nog even herinnert, moet het U dui¬

delijk zijn dat wij ook als vrijdenkers aan niets méér

behoefte hebben dan aan vereniging van hen die door

hun aller geestelijke instelling toch werkzaam zijn

aan één Cultuur. En die als zodanig vormen één

machtig grote onderstroom die zoekt en werkt.

Ja, die machtige stroom is de geest die eenmaal

zekerlijk vinden zal.

En voorzover gij die luistert genoegzaam rijk zijt

naar den geest, roep ik U toe: waagt U in de diepte,

duikt in de onderstroom waar gij tot Uwe verrassing

vinden zult velen, die gij er niet had verwacht. En

vormt met al dezen te samen het Geestelijk éénheidsfront

Gedachtig aan de schone woorden uit „De stille

Lach” waarmee ik eindigen wil:

De wereld wacht, verneêrd, onteerd,

Op wie haar leert,

Nijd, strijd ten spijt,

Eendrachtigheid.

Hij is de held

Die ’t al herstelt,

Die diepsten doem

Tot vreugd en roem*

En vloek ten zegen keert.

15


Hey!

Hey there, fellow Robloxian! Whether you’re here to discover hidden gem games, level up your building skills, or just stay in the loop with the latest events, you’re in the right place. This blog is all about sharing the coolest things in the Roblox universe—from developer tips to epic game reviews. So grab your Bloxy Cola, hit that follow button, and let’s explore the world of Roblox together! 🚀


Join the Club

Stay updated with our latest tips and other news by joining our newsletter.


Categorieën


Tags