„Zoo God valt als de bron van het
gezag, waarop zal zich dan de ncnsch
beroepen ,zoo hij wil heerschen over
zijn medemensch.”
F. D. NIEUWENHUIS
HET KWAAD VAN
OEN GODSDIENST,
door
JO
DE
HAAS
ils Noodzakelijkheid
der ANARCHIE.
„Waar r e i God van zijn troon stoot
daar zal r.en ook het burgerlijk gezag
omverwerpen, want er is geen gezag
tenzij van God; metischelijk gezag toch
zander goddelijk gezag heeft geen redit
of reden van bestaan.”
PATER CAJETANUS.
UITGEVERIJ „DE FAKKEL”
(HENK ÖKEBOOM)
& AMSTERDAM – 1923 &
Deze brochure is gupubliceerd door
„De Fakkel”
Uitgeverij van werken op sociaal, ekonomisch, wijsgeerig en artistiek gebied.
PRIJS f 0.15
Rijnstraat 48 -_Amsterdam
Aldaar eveneens verkrijgbaar,
AUG SOUCHY : Hoe leeft de Arbeider en Boer in Rusland en Ukraïne ? f 0,60
JAN W. JACOBS: De Dag (verzen)(nog enkele ex.) • ■ • ■
JOHN HENRY MACKAY: De Vnjheidzoeker, mg. f3 50 geb. „4,50
RUDOLF ROCKER: De grondslagen van het Revolutionair Syndikahsme „ 0,05
HENK EIKhBOOM: De Ondergaande Wereld. . . . . • • ..0.15
Dagboekfragmenten utt mijn arresttijd
RUDOLF LËONHARD: Ten strijde tegen de Wapens . .
MARTIN STAM : Brieven uit de Sel . . ..
EDUARD VAN VLIET: Vonken (rev. potzie) . • • •
HENK E1KEBOOM : Het Rood Blazoen (verzen) geb. f2,—
mg.
,.0.12
„ 0,10
„0,10
„0,12
1,25
A. L1BERTAD
‘um • ivjuu ■ V-/ O– ‘ ” nrvi
: Levensvreugde.. • • • • • »•
AUG. ROSSE AU : Op schietend Zaad (tooneelstuk)
B DE LIGT: De Oorlog die Nadert.
A. BERKMAN: Het Russische Treurspel. . . . •
HENK EIKEBOOM : De Anarchist en het Huwelijk .
B DAMME : De Roeping van den Mensch is Mensch te zijn
geb „0,50
. „0..35
. „0,30
0.25
0.15
G. ET1EVANT: Het Vrije Communisme.. „0,05
Ter Perse:
AUG. ROSSEAU: Uit ’s Levens Harmonie.
B. DAMME: De Geest van den Opstand.
In voorbereiding:
B. de LIGT: Wereldstad (Reisaanteekeningen)
ARMIN WF.GNER: De Aanklager.
CARL EWALD: De Tweevoeters.
PIERRE RAMUS: Het Anarchistisch Manifest.
De uitgave wordt voortgezet.
Bij aantallen besteld, wordt op al deze werken aai
zienlijke korting gegeven.
HET KWAAD VAN DEN GODSDIENST.
„De aristocraten hebben ingezien dat de hel een heel
goede instelling is, om de menschen in vrees te houden,
en dat iemand die (bij het avondmaal) zijn eigen God
opeet, zeer veel kan verdragen.”
HEINE.
De anarchisten belichten hun bestrijding van den godsdienst in
de eerste plaats vanaf het standpunt der economie, overtuigd zijnde
dat, met anderen, de godsdienst één der sterkst werkende remmen is
geweest bij het opvvaartsche streven der arbeiders naar politieke en
economische vrijheid.
De godsdienstbestrijding van uit wijsgeerig en wetenschappe¬
lijk oogpunt, komt niet in de allereerste plaats om onze aandacht
vragen. Vele vrijdenkende bourgeoisies deden dit en doen dit nog
immer, zonder daarmede de arbeiders pok maar eenigen dienst te
bewijzen.
Al dezulken dienden de wetenschap om de wetenschap,
d.w.z. uit tijdverdrijf, uit liefhebberij, zonder echter de conclusies
die moesten volgen uit hun anti-godsdienstige inzichten, te willen en
te durven trekken. Zij leden schipbreuk op de consequenties.
Waar God niet erkend wordt als het ópperst
gezag, daar heerscht geen gezag!
Pater-Cajetanus.
Als economisch bezittende klasse vreesde zij te zeer voor eigen
positie, indien 7 volk eveneens deze consequenties zou gaan
begrijpen en — toepassen!
De anarchisten bevechten den godsdienst hierom in de eerste
plaats, beschouwd als zij wordt als de bron van alle gezag, en waar
1
vernietiging van dit laatste hun doel is, moet dus de laatste „rechts¬
grond” waarop de regeerders zich beroepen, worden aangetast.
Die laatste grond is God. Deze echter is onaantastbaar (omdat
hij of zij? er niet is) en bijgevolg moet de gods dienst, waarin God
als idee is verschanst, onder het ontleedmes der critiek.
Godsdienst is dienst aan God, hoe en op welke wijze dan ook.
Gaande, gelijk de boetvaardige .pelgrims, met de knieën over erwten,
sneller gaande gelijk de Paus thans in een vliegmachine, ’t is alles
gelijk.
De een meent, gelijk weleer de geeselaars, Gode te behagen
door naakt te gaan, de ander (‘de non) denkt Gode welgevallig tc
zijn door zóóveel kleeding te dragen dat ’t lichaam bezwijkt. De
eerste laat zich zien, de tweede draagt een kopstel met oogkleppen
waar een paard zich voor schaamt.
’t Blijft alles om ’t even wélke dienst — godsdienst is ’t begin¬
sel der dienstbaarheid, wie godsdiepst zegt, zegt slavernij. Daarom
is de strijd tusschen godsdienst en anarchie een strijd om gezag
of vrijh®id.
Terecht sprak Bakunine dat zoo er een God zou zijn hij een
groote slavenhouder was.
De Gods-voorstelling was bij alle volkeren die van een „ver-
grooten” mcnsch.
Wat de rfiensch aan vervolmaking zelve niet kon bereiken,
omdat de natuur altijd boven de leer ging, dat maakte hij van
zijn God. Voor zoover het betrof de goede eigenschap schonk de
mensch zich immer weg aan God. De slechte eigenschappen, de
zonde, behield de mensch zelf. Zoo ontstond de klove tusschen hem
zelf en zijn God. En hoe grooter deze afstand hoe beter, want hoe
kleiner de mensch hoe grooter God.
Dit alles echter kwam practisch neer op het volstrekte pr ijs¬
geven zijner eigen menschel ij ke waardigheid, wat bovendien nog
werd verergerd door het feit dat tusschen God en hem zelf een klasse
kwam te staan van middelaars, priesters.
Aan dezen werden verlangens, wenschen en geheimen toever¬
trouwd om bij God te bepleiten. Dit overdragen van eigen belangen
in anderer handen was, in beeldspraak, de menschelijke zondeval.
En de straf is gevolgd.
Deze zondeval, met daaruit noodzakelijk gevolgde „verlossings¬
gedachte”, is het culminatiepunt waarrond de godsdienst draait.
Hiermede staat of valt hij. Welke taak zou voor jezus zijn wegge¬
legd, zoo er nooit zonde ware geweest? Zou de zone Gods niet
gedoemd zijn geweest eeuwig werkeloos te blijven?
2
Om in het treurspel des levens alle helden een rol te laten ver¬
vullen was voor de kerk de zonde levensbrood.
De sprookjes der zondeval, erfzonde en verlossing zijn voor
haar nuttig on noodzakelijk.
„Wat nemen onbeschaafde volken het eerst van
de Europecschc over?
Hrande\vljn en Christendom”.
Nirtzschc.
Nuttig, omdat ze dienst kunnen doen te» verdediging
kir.ring van de rijken en de rijkdom, zoo de armen mochten klagen.
Schreef niet zeer terecht Heine: ,,de christelijke godsdienst is
voor de bezitters een bij uitstek goede, want wie in de erfzonde
gelooft zal de erfvoorrechten niet loochenen.” Men kan zoo goed
ter wereld komen met een zak met geld als een dito met zonde!
Vandaar dè immer herhaalde bewering der theologen, dat God de
armen en de rijken schiep, opdat de laatsten de eersten tot hulpe
zijn. Ook hier spreekt weer duidelijk het karakter der dienstbaarheid.
De arme immers verkeert tegenover den rijke dan immer in een
staat van „geholpene”, dat is in staat van slavernij.
Noodzakclijk, omdat de kerk is de leverancier van troost en
• genade. En hoe alweer zouden deze artikelen geleverd kunnen
worden zoo er geen zonde was?
Toch zijn al deze sprookjes .nog te slecht voor de kinderkamer.
Zou ooit een theoloog aansprakelijk gesteld willen worden
voor-een onbetaalde kwitantie .op naam van zijn overgrootvader ?
Maar waarom zouden dan wij, in geestelijken zin, de schuld
van anderen wél voldoen.
Geheel deze theorie is juist den mcuseh onwaardig. Zij doet
hem gaan door het leven als een eeuwige schuldenaar, al boete
doend’, al prevelend gebeden.
fnstede hij gaat als de kroon der dieren fier en rechfop met
een open oog, gaat de geloovige zijns weegs met terneergeslagen
oogen, sleepend zijn kruis, jammerend zijn klachten een slaaf —
een stakker.
Bovendien komt door ’t geloof aan God, de zedelijkheid juist
1 lh< ■ 1 in i gedrang. V . de gcloovigeu is ’t wachtwoord’ |>i|
elk zijner handelingen: „God ziet mij.” Alaar hoe indien God hem
eens niet zag?!
„Wie ’t kwade laat uit vrees voor straf is laf.”
[ – ‘ _ Multatuli.
Wie ’t goede doet — op hoop van loon, ot ’t kwade laat —
3
uit vrees voor straf, gedachtig dat God hem ziet, kan zeer bezwaar¬
lijk zedelijk worden genoemd.
Ontmensching, ontzieling, ontzedelijking zijn de resultaten van
den godsdienst.
De mensch zal pas leven als de góden gestorven zijn.
Uit deze simpele feiten kan zeer gemakkelijk worden verklaard
waarom de mensch zich liet wegdringen van de bronnen des levens.
Al wat leeft streeft naar handhaving en dus naar verovering van
de bron. De geloovige echter leerde dat dit leven, het leven niet
was, verplaatste het zwaartepunt naar de andere zijde des grafs.
Hij had die levensbron niet noodig, liet zich vernietigen geloovende
dat in zijn ondergang zijn opgang zou gelegen zijn. Hij dus heeft
geen behoefte en recht op vrijheid, economische welvaart en dus
geluk. Hij heeft ’t slecht, maar hij verdiende niets, dankt God dat
’t niet nog slechter is — want alles is uit Gods genade!.
-Wie neemt, heet een dief — wie nam in ’t groot (de rijke)
heet „rentmeester des Heeren”. Dit is het laatste resultaat van den
godsdienst dat zij voert tot economische slavernij.
Sprak niet Voltaire: „ik eisch dat mijn vrouw en mijn knecht
in God zullen gelooven en ik ben zeker minder bestolen te worden.”
God als hemelsche politieagent. En sprak niet Dr. Kuiper dat men:
„om aan den eigendom te gelooven, zonder aan God te gelooven,
zelf eigenaar moest zijn.”
De laatste „rechtsgrond” van eigendom en gezag, voor wie
deze beide zelf niet heeft, was en is immer het geloof .aan God.
Daarom hadden of schiepen voor ”t volk, alle regeerders er een.
..Elke godsdienst is goed — de domste de beste”.
Alexander VI.
GODSDIENST — SOCIALISME.
Want als wij toch moeten kiezen, dan doen, wij beter
hel juk der oude onderdrukkers, de aristocraten van ge¬
boorte te verdragen, die nog gevoelen dat „adeldom
verplicht”, dan dat der pas opgekomen parvenu’s, die
nog hij het gewicht der onderdrukking de nietigheid der
vormen voegen.”
F. D. NIEUWENHUIS.
De godsdienst is dus levens-vijandig.
Vierkant daartegenover staat het socialisme met in haar vlag
het fiere woord: „de bevrijding der arbeiders moet het werk der
4
arbeiders zelve zijn.” Dit is de positieve ontkenning van de chris¬
telijke gedachte, verlost te zullen worden door anderen.
Godsdienst en socialisme zijn elkanders tcgcndeelen. Frank
v. d. üocs schreef (in 1906): „liet is voor geen tegenspraak vat¬
baar, het socialisme is godsdienstloos,” Bchel schreef ..ieder mensch
die hersens in z’n hoofd heeft weet, dat godsdienst en wetenschap
onvereenigbare zaken zijn,” Dr. Panne kook zeidc: „wij kunnen*
echter dat wat tegen de vooroordeelen indmiichl zoo noodig wel
verbergen, zij het alleen om aan het woord te komen.” Het aller¬
duidelijkst is echter de socianl-dcmocratische halfheid ge: I r i
in de woorden van Bernstein: „Het is om redenen van tactiek en
propaganda, bovenal om stemmen te winnen bij de verkiezingen,
dat deze leuze (godsdienst is privaatzaak) in het partijprogram
werd opgenomen — in den grond der zaak was het niet alleen een
inconsequentie, maar huichelarij.”
Twee geheel verschillende en zelfstandige levens- en wereld¬
beschouwingen staan tegenover elkander. Alles wordt verwacht óf
van God, óf van den mensch. Slechts een van beide kan juist zijn,
en bepaalt ook lux: de handelingen der menschcn zullen wezen.
Wie in God gelooft, treft geen maatregelen, hij vertrouwd en
wacht af — alles komt of blijft uit, al naar ’t üode behaagt.
Wie in zichzelf gelooft als de bron aller krachten, die handelt.
Afwachting en berusting — opstand (handeling) en onte¬
vredenheid, dat zijn de beide polen.
De gcloovige haat alle opstand want voor hem is alle wereldsch
gezag „bij de gratie Gods.”
„Neen, een arme die niet dankbaar is, niet zuinig,
niet tevreden, opstandig, heeft alle kans een
heusche persoonlijkheid te wezen, en een kerel
waar wat in zit.” Oscar Wilde.
Zoo er in de wereld niet waren naast de „fatsoenlijke” men¬
sdien de opruiers, ja het was wel stil — maar het zou zijn de
stilte van ’t kerkhof.
Wij echter willen niet den dood maar ’t leven. Indien dus het
socialisme een waardige tegenstelling wil zijn van den godsdienst,
dan zal ’t gezagloos moeten zijn. Alle factoren en begrippen die
in den godsdienst den mensch verlaagden, on/menschelijkten, zullen
uit het socialisme gebannen moeten worden.
Regeerders en socialisme weerspreken elkander, het socialisme
5
instede, door Staats-aanbidding, ons allen tot slaven.te maken, zal
gegrondvest moeten zijn in de vrijheid.
,Mcn kun het betreuren , dat op het oogenblik
een deel onzer gemeenschap eigenlijk in slavernij
leeft, maar om het vraagstuk te willen oplossen
door de gcheele gemeenschap tot slaven té – ,y
maken, is t en kinderachtig voorstel.” •
Oscar Wilde.
Het feit op zich zelf dat in het socialisme regeerders zouden
zijn, bewijst het bestaan van economische ongelijkheden. Want de
taak van regeerders was nooit een andere als de handhaving van
economische belangentegenstellingen. * .
Dan echter is het „sociale probleem” voor ’t volk gebleven.
En ook deze soort regeerders, rosé ot rood, hebben voor hun gezag
een „rechtsgrond” noddig, een God. En omdat« de godsdienstige
God reeds is gevallen, zelfs ’t volk daaraan niet meer gelooft,
schep, i ze zich een splinternieuwe!! en noemen hem „Staat”.
Zooals in primitieve toestanden het volk in kinderlijke naïveteit
hun God zélf schiep, zoo doen ze het ook thans.
De nieuwe God „staat” is de Schepping, het resultaat, van de
„democratie” of de „dictatuur”. Het volk gelooft in zijn eigen
maakrel, en daarop slechts komt het voor de regeerders aan.
De formule ,,dictatuur van het proletariaat”
bedoelt niet anders dan de activiteit der arbeiders
te gebruik ‘tl ter yersterking der staatsmacht”.
Vilkens.
De oude zoowel als de nieuwe God echter zijn in hun gevolgen
gelijk. Beide gelooven vereischen „onderwerping”, berusting,
slavernij.
De mensch schenkt zich weg aan den èèn of den.pnder, de
resultaten blijven gelijk. Zooals de mensch pas leven kan op de
graven zijner Goden, zoo zal ’t ook zijn met den Staat.
Tusschen God en den Staat bestaat een treffende overeenkomst.
Godsgeloof vereischt: domheid. „Geloof”, zegt Multatuli, „is
de vrijwillige cellulaire gevangenis van ’t verstand”. Maar wat zeide
de Jacobijn, Saint-Just, één der verdedigers van „de dictatuur”.
„De eerste taak van den Staat is, het individu van zijn hersenen te
ontdoen, opdat ’t des te beter geregeerd kan worden”. Ook Staats-
geloof vereischt domheid, en hoe dommer de mensch, hoe wijzer
zijn God, hoe wijder de.Staat.
a
Moge God almachtig zijn, de Slaat is ’t niet minder. De een
spreekt van een goddelijke • de ander van een historische nood¬
zakelijkheid. De massa die eeuwen had geloofd ineen regelend opper¬
wezen — God — kwam ook zeer gemakkelijk tot de aanvaarding
van een regplend opperwezen — Staat.
De gezagssocialisten hebben zich schuldig gemaakt aan exploi¬
tatie van de nog in ’t volk voortlevende godsdienstige voorstellingen.
Zij hebben dezen geest van geloof nieuw leven ingeblazen, zij
hebben aan dezelfde ficties andere namen gegeven, de kleur zelfs
veranderd, maar den geloofsgeest zelve, behouden.
De roode leiders immers wilden regeeren, hadden dus een
God noodig als rechtsgrond, welnu, de geest der massa leende
zich bij uitstek om ’t volk te doen gelooven in een God.
Goethe heeft de massa eens op deze wijze geteekend:
„Niets staat meer tegen dan de meerderheid.
Zij bestaat uit enkele krachtige voor g a n-
g e r s, uit schelmen die zich schikken, uit
zwakken die meegaan en uit de ma s sa die
volgt, zonder in ’t minst te weten wat zij wil”
Die krachtige voorgangers zijn het die regeerders willen wor¬
den. Daartoe hebben zij noodig ’t volk, maar vooral ’t volksgeloof.
En om die massa zoo groot mogelijk te doen zijn hebben de zich
„schikkende schelmen” zélf anti-godsdienstig, den godsdienst tot
„privaatzaak” verklaard. Voor Goden en Staten gaat ’t om den
geest van geloof en berusting.
Thans echter is ’t duidelijk dat de Staat nooit veroverd zal kun¬
nen worden door ’t volk, maar alleen door de leiders, de krachtige
voorgangers.
De rijkdom onzer aarde, de bron van geluk, dat zijn de lan¬
derijen, de mijnen, de schepen de fabrieken en de werkplaatsen,
daar leeft ’t volk, daar wordt gearbeid, daar zijn de slagaderen
onzer maatschappij.
Daar vindt de uitbuiting plaats en dus ook daar moet ’t volk
zelf haar boeien verbreken.
„De Staat rnake plaats voor de werkplaats .”
Proudhon.
De Staat welke nooit anders was als ’t centrale punt der
machtsmiddelen van de economisch bezittende klasse moet daarom
niet „veroverd” maar „vernietigd” worden.
Thans moet ook ’t volk economisch bezitten.
7
DE NOODZAKELIJKHEID DEK ANARCHIE.
„Ciezap kan niet door kunstmiddelen worden Opgelegd,
vermits dit niet de r.atvvr der dingen in strijd is.”
„Den niensehelijken geest kan men niet aan een tnensch
onderwerpen zonder hem te verkrachten.”
DE SAVORN1N LOHMAN.
Geen God, geen meester, is dus de leuze der anarchisten. Wat
betreft ’t eerste gaan reeds duizenden niet ons mede. Het aantal
wat niet meer gelooft is inderdaad geweldig groot.
Geen meester! Voor deze leuze, die toch consequent volgt uit
de eerste, deinzen zelfs de z.g.n. vrijdenkers terug.
En toch — hij die God heeft laten vallen als de bron van
alle gezag omdat hij in dien God niet meer gelooft, hij, de mensch
die hierdoor zijn eersten stap in het rijk der „rede” heeft gezet,
dezulke zoekt bij het beoordeelen van ’t aardsche gezag naar een
„redelijken rechtsgrond” hiervoor.
Als vrije denker mag hij zich het gezag niet zoo maar op de
schouders laten leggen. Niets aanvaardt de vrije denker zonder
voorafgaand onderzoek. En wat kan dit onderzoek hem anders
leeren dan dat alle gezag van den mensch over den mensch zuivere
willekeur is.
Er moet geregeerd worden! Best, maar hoe, door wien en
waarom?
,,De rcgeeringsvorni die het best aanpassend is
voor den kunstenaar (mensch) is volstrekt neen
rc nee ring.”
O. Wilde.
Hoe? OscaT Wilde heeft daarover eeltige treffende woorden
gezegd. „Ik onderscheid drie soorten despoten: den despoot die
den baas speelt over het lichaam, den despoot die den baas speelt
over de ziel, en den despoot die over ziel en lichaam den baas wil
spelen. De eerste heet vorst, de tweede paus, de derde het volk.
De vorst kan beschaving hebben. Daar zijn vele voorbeelden van
geweest. Toch schuilt er gevaar in den vorst. Een paus kan een
man van beschaving zijn. Veel pausen bewijzen het, de slechte
pausen waren het zeker. Daar schuilt (toch) gevaar in pausen.
En wat zal ik zeggen, van het volk en zijn gezag? Daar is mis-
8
schien al meer over gezegd dan goed is. Volksgezag is blind, doof.
wanschapen, noodlottig, vcrrnakelijk, aandoénlijk en liederlijk le
gelijkertijd.”
Zeker, het vreeselijkst gezag is dat van het volk. Vorstelijk
en pauselijk gezag is zeetel ij lc, zoolang men in God gelooft. Hun
gezag is dan een afspiegeling van het hemelschc, zij regceren bij
de gratie Gods”. Zoodra echter gaat men pogingen in ’t werk stellen
om den laatsten zcdelijken grond voor ’t io/A.sgezag in dat volk
zelve te leggen en men is ingegaan in ’t rijk der „willekeur.”
Want wie of wien moeten regeeren? De besten? Zij die zedelijk
groot zijn kunnen en willen niet regeeren. Deze arbeid blijft voor
de avonturiers. Altijd regeerden de slechten, en de heele historie
is daar om het te bewijzen. Dit kan niet anders want zoo de goeden
al gingen regeeren ze zouden spoedig slecht worden.
En alweer is de geschiedenis daar om te bewijzen dat noch
’t „hoe” noch ’t door „wien” geregeerd wordt eenig verschil op¬
leverde voor ’t volk. Alle regeeringssystemen blijken een mislukking
te zijn. Nooit was er voor de massa eenige welvaart of geluk.
Wie geld en goederen heeft, wie bezit, regeert. Wie be/.it,
heeft macht. — en maakt er ook altijd misbruik van.
Daarom is ook ’t grootste gevaar wat revolutionairen treffen
kan, dat deze hun leiders macht geven, laten regeeren.
Een revolutionair in de oppositie is een engel, in de regeering
een beul.
En waarom moet er geregeerd worden? „De menschen zijn
zoo slecht”, alweer in orde. Slechts stellen we deze vraag, maken
hierop dc regeerders dan net precies een uitzondering? Geen ster¬
veling die dit zou durven beweren, maar juist clan lijkt ons liet
gezag een dubbel gevaar. De eene slechte heerschen over den ander!
Die „eene” in het bezit van alle machts- en geweldsmiddelen, die
„ander” altijd ontwapend, weerloos. Begrijpt dan een kind niet dat
die eene slechte, maar met macht bekleed!, heel spoedig zijn macht
ten eigen bate aan zal wenden. Zegt niet de volksmond „de ge¬
legenheid maakt den dief”, maar waarom zou de „gelegenheid” tot
tyranniseeren dan den „tyran” niet maken?!
„Maar zonder gezag kan de mensch niet leven”, zie daar
wederom één van de vele uitroepen die worden gedaan alleen.
omdat ook andere ze deden. Wie zoo redeneert, kent niet de rnen-
schelijke natuur, weet niet dat alle dingen het gezag in zich zelve
hebben. Wie niet gelooft in de „zelfordening”, begrijpt niet dat alles
slechts bestaat door de noodzakelijkheid. Wie regelt dan der sterren
loop, wie bepaalt de handelingen der dieren? Niemand. En toch
9
is daar een zekere regelmaat, méér dan in de menschenmaatschappij.
„Zonder gezag wordt alles tot een chaos”, en dit wordt be¬
weerd alsof we thans leefden in Abraham’s schoot. Aan de vruch¬
ten kent men den boom, en geoordeeld naar de gevolgen, pleit niets
ten gunste van het gezag. Veleer kan gevraagd worden of ’t soms
een ramp zou zijn indien dit samenleven van thans, verdween.
Wij zeggen dat juist dat noodzakelijk is omdat pas dan de
voorwaarden voor de gezagloosheid ontstaan, waardoor de vrijheid
zelve mogelijk wordt.
De noodzakelijkheid van het gezag, thans, wortelt in de ver¬
houdingen waarin de menschen tegenover elkander staan. De econo¬
mische ongelijkheden maken gezag noódzakelijk. voor wie
bezit! De klasse die thans alles bezit moet zorgen dat niet alles,
of zelfs maar een deel weer wordt terug genomen.
„Zei/, kind, van waar toch al die gaven?
Ze zijn toch wis niet aangehracht door raven,
Wel — alles heb ik van papa. —
En die? — Van grootpapa. —–
Maar hoe is die er aan gekomen?
Die . die . die heeft ze genomen.
Goethe.
Toen alles eenmaal door haar was gestolen, stelde zij de wetten
tegen den diefstal. Diefstal kan slechts bestaan waar zijn bezitters
en ontroofden. Indien alles is voor allen, steeds ieder menseb kan
krijgen datgene wat voor z’n onderhoud van lichaam en geest
noodzakelijk is, dan, maar eerder niet, vervalt iedere noodzaak
om te stelen. De feiten stellen ons thans reeds in ’t gelijk. Wie
hoorde ooit van een water-Üief?
Waarom ook zouden wij water stelen als we overtuigd zijn
dat iedere morgen bij ’t ontwaken de kraan weer loopt.
Maar indien ’t zelfde straks gezegd kan worden van al ’t
andere mede, zijn dan soms niet de behoefte en noodzaak tot nemen
verdwenen. Wij moeten dus de noodzakelijkheid van den digfstal
overbodig maken door de leuze: „alles aan allen.” De bezittende
klasse dient onteigend te worden, dat is de taak van de revolutie.
Zoodra echter in de revolutie de eigendommen niet worden „ver¬
nietigd” maar „overgedragen” in handen van den nieuwen Staat,
is de revolutie vermoord!
Want in de Staat heerschen weinigen, de eigendom behoort
aan allen.
Onteigening dus van de bezitters is ’t naaste parool. Niemand
kan heerschen tenzij hij bezit. Daarom moest de tegenwoordige
10
bourgeoisie indertijd (in de Franschc revolutie) alles nemen. Voor
haar vestiging als heerschende klasse was dit haar „noodzakelijke
rechtsgrond ‘. Welnu diezelfde „noodzakelijkheid” is ook onze
„rechtsgrond”, want wij willen vrijheid.
Schatten der aarde in handen van weinigen leidt tot gezag,
tol slavernij voor velen, in handen van allen bloeit er de vrijheid
uit op.
Want vrijheid is, het onbeperkt gebruik van al wat in de
behoeften van ’t leven moet vóórzien. ()p dezen economischen
ondergrond, der volstrekte gelijkberechtigdheid, wordt dus het ge¬
bouw der vrijheid opgetrokken.
En nogmaals dus, onteigening van de bourgeoisie maar ten
bate van ons allen, in de revolutie niet den Staat, maar het bedrijf
veroverd.
„Het licht is vrij,
De lucht is vrij,
En dat ’t ook de aarde zij.
Daar moeien wij naar streven.”
‘ F. D. NIEUWENHUIS.
De aarde vrij! Voor deze groote en grootsche ■gedachte willen
wij-als anarchisten probeeren bij de arbeiders bezieling te wekken.
Te meer om lat wij weten dat van de vervulling het menschelijk
geluk afhankelijk is. De aarde vrij, welvaart, vrijheid, recht, geluk!,
alleen dan — als de aarde vrij is.
Nooit kan iets werkelijkheid worden tenzij ’t eerst als idee
heeft geleefd en als idee onder de menschen is geslingerd.
Daarom hebben de anarchisten immer iedere propaganda ten
gunste voor welk soort gezag dan ook afgezworen want:
„In ’t heden ligt *t verleden,
In ’t thans, wat komen zal.”
Het gedacht^aad wat thans door ons wordt uitgestrooid zal
bepalen wat later zijn zal.
Zoomin rozen bloeien uit het zaad van de narcis, zoomin zal
de gezagspropaganda in staat wezen de vrijheidsblocm te doen
ontluiken.
De revolteering van de geesten in deze richting, is dus het
belangrijkste wat voor de anarchisten als taak is weggelegd. Daar¬
om wekken wij ouders en opvoeders op ook bij de opvoeding van liet
kind steeds de vrijheid te plaatsen in ’t middelpunt’ hunner taak.
Iedere dwang moet uit de opvoeding worden verbannen en de
schoonste resultaten zullen volgen.
Van nature bezit ook ieder mensch de eigenschap zich te ver¬
zetten tegen iederen dwang.
11
Vermoordt deze eigenschap niet!! Leidt ze in gezonde banen!
Het sterkst is deze dwang echter bij ’t kind aanwezig, onbedorven
als ’t nog is. Want niet waar, dieren lang in ’t tuig worden Ieid-
zaam en daarvoor geprezen, zooals fatsoenlijke burgers worden
geroemd die lang in ’t Staatstuig liepen.
Dwang op de kinderen geeft als reactie het verzet van ’t kind,
waardoor ’t soms goed bedoelde nooit wordt bereikt.
Bij kinderen vooral moet (in den goeden zin) hun ijdelheid,
hun aandacht etc.: worden geprikkeld. Stel een voorbeeld. Een kind
zit drie hoog in de vensterbank, ’t Zal doodvallen of het moét
zich verwijderen. Nu prikkelt gij de ijdelheid en zegt: „Wil je wel
gelooven Kareltje dat heele knappe kinderen nooit in een venster¬
bank gaan zitten.” Ge zult absoluut zien dat het kind doet wat
ge wilt, het verlaat de vensterbank omdat ’t niet dommer zijn wil
dan anderen. Wanneer het kind zich niet verwijdert? Dan pleit dit
niet tegen de goede methode maar wel tegen de ouders, ’t Is het
bewijs dat dan het kind alreeds bedorven is! Zoek de schuld dan
bij u zelf!
In deze propaganda voor individueele opvoeding worden wij
als anarchisten bovendien volkomen in het gelijk gesteld door de
nieuwste resultaten der opvoedkunde. Meer en meer worden zelfs
door de burgerlijken de dwang- en massamethodes in de opvoeding
verlaten. Zelfs door de burgerlijke klasse wordt ingezien dat ieder
kind een eigen ziel heeft, met van alle anderen gansch verschillende,
zelfstandige eigenschappen. Ook zij erkent dat ieder kind bijzondere
geestelijke karaktertrekken heeft, waaraan stuk voor stuk aandacht
moet worden geschonken. Gebeurt, dit niet, dan ontstaat een con¬
flict tusschen den geest (individueel) en de leer (massaal) waardoor
het kind nooit zijn of haar bestemming zal bereiken.
Droevig om te zien dat, terwijl zelfs de burgerlijke klasse in de
opvoeding roept om „meer vrijheid”, de gezagssQcialistcn, in ’t bij¬
zonder de bolsjewieken, roepen om „meer discipline.”
Dit is nog burgerlijker dan burgerlijk.
Ik weet wel dat de bolsjewieken zullen tegenwerpen dat die
burgerlijke klasse meer vrijheid voor haar kinderen verlangt om ze
beter te bekwamen opdat ze later intensiever, geraffineerder zullen
kunnen uitbuiten en regeeren.
Ik ben zelfs niet van plan dit te weerleggen. Want het is
immers even waar dat wij, onze kinderen dompelend in „meer
discipline”, een des te gemakkelijker terrein voor die uitbuiting zelf
verschaffen aan diezelfde klasse.
P* even juist is het immers dat als wij onze kinderen meer
12
vrijheid in en door de opvoeding geven wij ze kunnen bekwamen
om de uitbuiting op te zeggen en zich niet langer te laten regeeren!
Reeds merkte ik op dat „in ’t thans ligt, wat komen zal.” Dit
begrijpen ook de bolsjewieken-leiders die droomen eens regeerders
te zullen worden. Ook zij hebben dan slaven noodig die ze daarom
nu vast kweeken, zooals de S. D. A. P. door midden van haar jeugd-
centrale ’t nieuwe kiezerskorps tracht te vormen. Niemand kweekt
den vijand’binnen eigen vesting.
De anarchisten willen dus door middel van de vrije opvoeding
„individuen” doen worden, wij willen dus het individualisme.
„Oe liadt u zelf nog niet gezocht — toen vondt
ge mij. Zoo doen alle geloovigen. Daarom is alle
geloof zoo gering. Nu raad ik //, mij te verliezen,
en ti zelf te vinden.”
Nietzsche.
Zeker, maar wij willen eveneens juist langs dien weg, de ge¬
meenschap verzorgen. Alleen in de gemeenschap is het individu
op z’n plaats, want alle dingen en ook de menschen bestaan slechts
door hun onderlinge tegenstellingen en toch weer onderling verband
jegens elkander.
De anarchisten volgen dus om tot een gezonde gemeenschap
te geraken den weg die iedere wetenschap volgt n.l. de „inductieve”
d.w.z. van het eenvoudige tot het samengestelde, van den eenling tot
de massa.
Wie ook is in staat tfe gemeenschap te begrijpen zoo men
niet eerst het individu in z’n neigingen, verlangens, wenschen,
eigenschappen etc. heeft bestudeerd?
Daarom rustig voortgewerkt aan de individualiseering, gedach¬
tig aan de woorden van den dichter die zong:
„Kweek maar fier en vrij uw eigenwaarde,
Siert de roos zich zelve schoon,
Zij siert meteen de heele gaarde.”
Zie hier wat zich de anarchisten als taak hebben gesteld.
God, als idee, te vernietigen en hiermede de bron van elk gezag.
Den Staat, als daaruit afgeleide macht te „overwinnen”, dood
13
te leven, door den mensch de, aan God en den Staat geschonken
gaven te hergeven. . \
De mensch zal pas leven als Goden en Staten gestorven zijn.
Geen God, geen Meester, moge deze kreet aanzwellen tot
een machtig accoord, opdat zij kome,
de Anarchie.
Is dit een utopie? Die dit zeggen, antwoorden wij met de
schitterende woorden van Oscar Wilde:
„DE VOORUITGANG IS DE BEMACHTIGING VAN HET
EENE UTOPIA NA HET ANDERE. EEN WERELDKAART
DIE UTOPIA NIET IN ZICH SLUIT IS HET BEKIJKEN
NIET WAARD, WANT ZIJ LAAT HET EENIGE LAND
WEG, WAAR DE MENSCHHEID TELKENS WEER
LANDT.”
EKN (iROOTSCH PI AN.
Bij genoegzame deelname zal overgegaan worden tot het in
den haiulel brengen van een standaardwerk van
DE COMPLETE WERKEN VAN KROPOTKIN
Deze uitgave zal bestaan in tien groote, zware deden in lint en
banden, tezamen meer dan 3000 pag.’s druks! Zij zal .il de werken
van den grooten wetenschappelijke!) anarchist Petei Kmpotkm
omvatten en verschijnen in wekelijksebe afleveringen van 32
pagina’s a 25 cent per aflevering. In ongeveer twee jaar is de
uitgaaf dus kompleet en men heeft zich zonder het noemenswaard
te merken, in dien tijd een plank vol van de denkbaarst prachtige
lectuur aangeschaft!
Zulk een uitgaaf geschiedt eens in een eeuw! Holland gaat er
allen anderen landen in vooraan en sticht ermee eert
GEESTELIJK MONUMENT VOOR KROPOTKIN
• De uitgave gaat echter beslist alleen door, als er voldoende
inteekenaars zijn. Talm dus niet en wacht niet af, want dan komt
er niets, maar handel direkt en zend briefkaart met onderstaanden
tekst onmiddellijk op.
Men teekent in voor het geheele werk!
Men ontvangt de afleveringen door middel der agenten thuis¬
bezorgd of per post. De uitgave begint in 1924.
Desgewenscht verschaft ook nadere inlichtingen:
UITGEVERIJ „DE FAKKEL’,
Rijnstraat 48. — Amsterdam.
fNTEEKENBILJET.
Ondergeteekende. .
wonende .
wenscht in te teekenen op de
KOMPLETE WERKEN VAN PETER KROPOTKIN.
en die te ontvangen in wekelijksebe afleveringen van
32 pagina’s h 25 cent.
Banden worden gratis bijgeleverd!
Handtcekcning:
Tegan den Godsdienst wilt gij Strijden ?
u« dan De vrijdenker”
Weekblad van de Vrijdenkersvereeniging „De Dageraad”.
Administratie: Luigies en Zonen, Lange Torenstr. 22-26, Rotterdam
8
rcccococx;
| $£ Na negen jaar oorlog
3 zijt ge nog geen lezer van
I „Be Wapens neder” ?
Worm het dan spoedig!
Postbox 275 — Den Haag.
? In het Noorden van het land woonachtig,
‘ zonder lezer te zijn van
anarchistisch orgaan, is een fout!
fl Administratie: Bloemsingel 8a, Groningen
cs^iffH’ïïi’i.T.-00”r
„De AnarcitisP
Sociaal Anarchistisch Verbond
Tweemaal per week verschijnend
orgaan van het
gg Redactie : Albert de Jong, B. de Ligt en H.E. Kaspers.
Sc
3
& Administratie: p.a. Concordia, Weesperpl. 1, A’dam.
$
332
332
382
332
382
£
ALA
ANARCHIST1SCH-MAANDBLAD
ONDER REDACTIE VAN A. L. CONSTANDSE
332
332
32
332
H
&
332
&
3&
332
332
332
382
332
D:t orgaan brengt maandelijks in bespreking:
De Binnen- en i’nitcnlandsclie po¬
litiek ; de Kunst. Internationaal,
van revolutionair proletarisch
standpunt bezien,
bespreekt de Binnen. +u u»;
/Jtj . m • .• I >Uj-
ienUmMi» Literutnur; Igere^elde
o verachten „Vit de Pers’*; voorts
zijn eenig;e kolommen gewijd aan
overziclxlfrn van JPartijjen” en
..Va.korga’u is :tie.y\ ^maandelijks
voorzien van een politieke
illustratie.
332
332
m
„Alarm” verschijnt in 12 pagina s v
8? Slechts 10 cent &
>X
322
y^r
#JC
332
332
382
&
382
332
332
Zijt gij nog niet geabonneerd ?
Doöt^et thans! Per halffiaar f OJOfr.p.p.
Ge kunt u’opgeven bij de] Administratie
Zestienhovenstraat 9* – Rotterdam j|
‘en te Amsterdam door bemiddeling van- $£
J. de Haas, Gerard Doustr. 31′ A’dam ~
332
332
322
332
332
382
332
332
£2
332
332
jv-www y .< r ‘
